Voorwoord
Dronckenstege Delft
In 1355 krijgt het gedeelte oostelijk van de Verwersdijk, Burgwal, Brabantse Turfmarkt en Achterom stadsrechten. De stad Delft verdubbelt in oppervlak om de groei en de verdediging goed op te vangen. De verdeling in straten en grachten is grotendeels gebaseerd op een bestaand stelsel van sloten en wegen. De Donkerstraat is aangelegd als achterstraat van de Nieuwe Langedijk en de Harmenkokslaan. De naam straat dateert pas van 11-5-1939. Voor die tijd heette het gewoon Donkersteeg. Dat was de nette naam voor de oudste naam Dronckenstege. Niet zo leuke naam maar wel voor te stellen. In de middeleeuwen mochten de vrouwen in 3 straten zitten om geld te verdienen met het oudste beroep van de wereld. De Dronkensteeg, de Trompetsteeg en de Hopsteeg. Het moeten groezige straatjes zijn geweest. Op de verschillende kaarten uit de 17e eeuw is veel bebouwing te zien. Sloppen en zijstegen gaven toegang tot de achterterreinen en tuinen. Zo is de werkplaats op nr. 10 gebouwd over een steegje dat leidde naar het achterterrein van plateelfabriek de Porseleinen Lampetkan. Aan het eind van de 18e eeuw komt ook Delft in een economische crisis terecht. Er worden veel huizen gesloopt. 1/3de van het totale huizen. De Donkerstraat raakt leeg. In de loop van de 19eeuw besluit de stad tot een herbouw premie. Vrijstelling van de gemeentelijke belastingen voor 10 jaar. De huizen 1 t/m 7 profiteren daar in 1852 ook van. Het was een echte arbeidersstraat. Als je de beroepen leest van de mensen die in deze huizen hebben gewoond dan is dat van werkman aan de Gistfabriek tot boerenknecht. Tijdens de 1e wereldoorlog van 1914-1918 komt er een soldaat terug naar de Donkersteeg. Er wordt een foto gemaakt. Er staan een hoop mensen op. Veel kinderen kijken naar de fotograaf. Een oud bewoner wist nog een aantal mensen te herkennen, zo te zien is op de vergroting van de foto.
In de crisisjaren voor wo2 is er sprake van armoede, veel mensen lopen in de steun. De huisjes zijn klein met grote gezinnen. Toch moet er iemand het beter hebben gehad. Een echte werkman had een vrouw met een echte grote wens. Zij wilde o zo graag een bontjas. De droom van menig vrouw maar voor de arbeidende stand niet weg gelegd. Toch zwoegde de man en spaarde hard. Op een dag kreeg zijn vrouw op haar verjaardag haar o begeerde bontmantel. Trots als een pauw liep zij in haar beste japon en schoenen over de straat. Bewondering zou haar deel zijn. Het werd stil in de steeg. Er was meer te doen. Kinderen aan het eten of naar school, man naar het werk en ook de was moest nodig worden afgemaakt. Geen mens vertoonde zich in de deuropening. De dame werd er verdrietig van. Eindelijk had zij haar droom aan en niemand wilde komen kijken en bewonderen. Lang kon deze teleurstelling niet duren. Verdrietig zocht zij haar woning weer op en vertelde het gebrek aan bewondering. Nooit heeft zij meer haar bontmantel geshowd. Men zegt dat jaren later in de lommerd de restanten nog te vinden waren. Niet gedateerd, niet gesigneerd maar wel heel herkenbaar. Niemand sprak er meer over. De gewone daagse jas had de rol van status over genomen. Het leven in al zijn armoede ging weer zijn eigen gang.